Verloren ergens in het leege zwart
de beenen schedel,
rondom geworpen, duizelend verward
met gunstgebedel
van weer en wind, als hij den weg langsrolt
en bonst ophortend, dat hij suizebolt ;
gonzende doos, verdord en weggeschrompeld
omhulsel, ingedeukt foudraal,
vergooid
verschopt
terwijl de botte lip nog mompelt
een doffe vloek in onverstane taal.
J.H. Leopold
Uit : Verzamelde Verzen II, Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 1990
1. Als je Leopolds gedicht voor het eerst leest, zie je dan meteen dat het een gedicht over de maan is?
2. Wat zijn de overeenkomsten tussen een schedel en de maan?
3. Het gedicht is het zevende in een reeks van zestien maangedichten. Maar Leopold schrijft niet ‘de maan is als een schedel’. Hij begint gewoon over een schedel te spreken, zonder ergens de maan te noemen. Het beeld van de schedel vervangt volledig het beeld van de maan. Wat is het effect hiervan
4. In regel 2 staat : ‘de beenen schedel’. Een schedel is altijd van been, dus dit is een pleonasme (net als ‘witte sneeuw’). Waarom zou Leopold de eigenschap ‘benen’, die al in ‘schedel’ besloten ligt, willen benadrukken ? Welke klanktechnische reden kan hij bovendien hebben gehad ?)
5. De maan draait om zijn as en legt een baan af door de ruimte. Die twee bewegingen (tollen en een baan volgen) maakt de schedel in dit gedicht ook. Zoek alle woorden die naar die bewegingen verwijzen.
6. Een schedel is een levenloos ding, maar Leopold gebruikt woorden die van de schedel iets levends maken ; dat heet personificatie. Welke personifiërende woorden gebruikt hij ?
7. Aan de andere kant benadrukt hij het lege, levenloze van de schedel. Met welke woorden ?
8. De schedel maakt ook een beweging die niet strookt met het karakter van de maan. Welke ?
9. Welk woord is verborgen actief in het woord ‘botte’ in de op twee na laatste regel?
10. De korte ‘o’-klank speelt een belangrijke rol in dit gedicht. Past die klank bij de holle schedel waarover het gedicht handelt ? En bij de maan ?
11. Heeft Leopold, afgezien van de uiterlijke overeenkomsten, nog andere redenen om de maan met een schedel te vergelijken ? (De schedel is leeg en een symbool van de dood. Hoe lijkt de dichter het ons omringende heelal te zien ?)
12. Het gedicht besluit met ‘een doffe vloek in onverstane taal’ van de maan. Zie je dat als een antwoord op het ‘gunstgebedel/ van weer en wind’ in regel 4 en 5 ?
13. Wat voor levensgevoel spreekt uit dit gedicht, vinden jullie?

Maak jouw eigen website met JouwWeb